The Next Generation
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.



 
IndexPortalZoekenLaatste afbeeldingenRegistrerenInloggen
Summary
;; 22 Years Later

Het is 22 jaar geleden sinds Harry, Ron en Hermelien op Zweinstein hebben gezeten. De rust is wedergekeerd in de Toverwereld, Zweinstein heeft een nieuw Schoolhoofd, op het Ministerie is een nieuwe Minister van Toverkunst aangesteld en alles gaat van zijn leien dakje.
De kinderen van de oude-leerlingen van Zweinstein gaan nu naar de Magische school toe. Zoals gewoonlijk is er rivaliteit tussen Griffoendor en Zwadderich, zal er weer genoeg Zwerkbal gespeeld worden en zullen weer nieuwe geheimen van het kasteel worden ontdekt.
Het Seizoen
[VER] Sleipnir Winterj
We mogen met trots meedelen dat de eerste sneeuw gevallen is! Ook de koude heeft toegeslagen. De directie wenst u nog een prettige dag verder.
Belangrijke Topics
Regels;
- Rules & Ranks

Informatie;
- Bekende Personages
- Points
- Wizard ID
- FaceClaim

Lessen;
- Lessen
- Aanmelden Docent

Sorteren;
- Sorteren
- Lijst
Het Team
// Admins
» Lyra Lupin
» Connor O'Macinsons
// Mods
» x

 

 [VER] Sleipnir

Ga naar beneden 
AuteurBericht
Yana Brown
1ste Jaars
Yana Brown


Posts : 105

Wizard ID
Leeftijd: 15
Partner: Nop
Bekwaamheid: Zwarte Kunsten

[VER] Sleipnir Empty
BerichtOnderwerp: [VER] Sleipnir   [VER] Sleipnir Emptywo jul 25, 2012 10:11 pm


Sleipnir

Proloog


Wat zou er gebeuren als men één van de meest waardevolle schepsels ter wereld in handen zou krijgen? Wat zou er gebeuren als het fout gaat en er een totale chaos uitbreekt onder de gehele mensheid? Zowel Misgaard, de wereld zoals we die nu kennen, als Asgaard, het huis van de Noorse Goden, zou veranderen in een hel.
Het achtbenige paard hinnikte schril, zijn berijder op zijn rug trouw dragend. Odin liet zijn blik over de grond onder hem glijden terwijl het paard, Sleipnir, zich een weg door de azuurblauwe hemel baande. De witte vacht van Sleipnir glansde in het zonlicht, de grauwgrijze baard van de oppergod wapperde langs zijn gezicht heen. De wind blies de raven vooruit, die schel krijsten en hun roetzwarte vleigels geestdriftig op en neer sloegen.
‘Vort!’ met die woorden joeg hij het dier verder vooruit en Sleipnir verlengde zijn passen voor zover dat nog mogelijk was. Weer hinnikte de vurige hengst en schudde protesterend met zijn kop, rollend met zijn okergele ogen. Odin klemde zijn benen op de buik heen en dreef hem met zijn kuiten sneller. De raven die immer aan de zijde van Odin waren, Huginn en Muninn hadden nu moeite beide bij te houden en krasten schetterend achter hen aan. Misgaard lag er vredig bij en vanuit de verte was Asgaard al te zien. Sleipnir schudde weer met zijn grove kop en snoof driftig de geur van zijn thuis op.


‘Yori, kom gewoon!’ riep Ivy luid vanonder de bomen. Yori schudde haar hoofd en klom nog iets verder omhoog. Ze kon vanaf hier bijna het dorp zien. Bijna, net niet helemaal. Ze sidderde toen een koude wind tegen haar gezicht aanblies. Beneden begon Ivy weer naar haar te roepen, maar dat negeerde ze. Met jaar zestien jaar had Yori toch zeker zelf wel in de hand wanneer ze naar huis ging en wanneer ze weg bleef? Ze zette haar voet een tak hoger en bekeek nieuwsgierig de dorpsweg. Vanuit de verte zag Yori een ruiter aankomen, met een hijgend, kastanjebruin paard. Toen ze zag dat hij naar de Rauwe Wortel, de herberg van het dorp afkwam, draaide ze zich naar Ivy toe.
‘Een ruiter!’ schreeuwde het meisje naar beneden. Ivy keek terug omhoog en legde haar armen over elkaar heen.
‘Dat zal, naar beneden! Je weet dat je ouders er niet van houden dat je nog steeds als een klein kind in bomen klimt, kleuter!’ snauwde ze. Yori haalde haar schouders op: Dat mocht dan wel mooi zo wezen, maar daarom hield ze er nog niet mee op. Ook al waren Ivy en Yori zusjes, ze leken van geen kant op elkaar. Ivy had de forse bouw van hun vader geërfd, maar de zorgzaamheid van hun moeder. Ivy’s bruine ogen waren de meest warme kleur die Yori ooit had gezien en haar dikke, goudblonde haar kleurde er perfect bij. Boven Ivy’s ogen vormden zich twee wenkbrauwen, beiden zwart, ondanks de kleur van haar haren. Haar wangen waren licht bedekt met sproeten net als haar neus, die overigens evenals haar wangen, net iets te groot was voor het mooie. Haar huid had een wat rode teint, haar figuur was grof en ze was groot. Haar armen waren zwaarder gespierd dan die van menig ander meisje in het dorp, maar ze zou Yori niet snel verslaan in een zwaardgevecht, omdat Yori naast behendiger ook sneller dan haar was. Met een wedstrijdje armpjesdrukken had Ivy de meeste die tegen haar wilden flink laten zweten zonder daar zelf ook maar iets van moeite voor te doen. Maar zij is de eerste die klaarstond wanneer er iemand ziek of gewond was en Yori wist dat ze wanneer ze maar zou willen bij haar terecht kon: Ze zou luisteren naar haar. Ivy had ook het liefst gewoon wereldvrede en was bijzonder kalm terwijl Yori bij het minste haar geduld al verloor en degene die haar niet aanstond gewoon een dreun gaf.
Ja, Yori was anders dan haar zus. Het zwarte haar kwam ongeveer tot haar schouders en ze had dezelfde donkere ogen als haar moeder ook had. Yori’s ogen waren te groot voor haar gezicht, maar haar neus was een fijn wipneusje dat exact in het midden van haar gezicht stond. Naast haar moeders ogen had Yori ook haar tengere bouw overgenomen en haar grauwe, bleke huid.
Behendig klom Yori uit de boom en kwam naast Ivy staan. ‘Maak je niet zo druk! De ruiter ging trouwens naar de Rauwe Wortel. Ga je mee?’ vroeg ze, al half in de houding ieder moment weg te kunnen sprinten naar de herberg. Ivy rolde met haar ogen en schudde haar hoofd. ‘Je bent onverbeterlijk,’ sputterde ze tegen, maar Yori zag dat ze al half had toegegeven en dat ze ook nieuwsgierig was.
‘Toe, ga gewoon mee. Anders ga ik alleen,’ suggereerde ze toen Yori zag dat ze in een tweestrijd met zichzelf. Ze was nog kort in een dubio en knikte daarna. Mooi, ze ging mee.
De straten waren modderig en de kleine huizen aan de rand van de weg waren van hout en simpel gebouwd. De planken kwamen uit het naaldbos dat hier niet ver vandaan was. Het was een heel gedoe om de planken zo te bewerken dat ze heel bleven en er goed uit bleven zien zonder dat ze gingen splijten, wat snel het geval was doordat sommigen met een bijl of andere materialen te werk ging die niet fijn genoeg waren voor het hout. Ook gebeurde het met enige regelmaat dat een huis afbrandde. Ook al was het de wil van de goden, Yori kon er boos om worden. Maar dan prees ze zichzelf gelukkig met één van de weinige stenen boerderijen net buiten de stad waar ze woonde. Degenen waarvan de huizen in brand gevlogen waren, zouden het er zelf wel naar gemaakt hebben.
Ivy trok aan haar arm. ‘Yori, loop niet zo hard!’ Ze trok haar wenkbrauw op, maar hield haar pas wel wat in nu.
Toen het uithangbord van de herberg, een winterpeen, zichtbaar werd, kwam ook de geur van pas gebraden kip en vers gebrouwen bier hen verwelkomend tegemoet. Yori snoof een keer met haar ogen dicht en stond voor een fractie van een seconde stil, maar liep verder toen Ivy aan haar mouw begon te trekken.
‘Sorry, het ruikt hier altijd zo lekker,’ mompelde Yori schouderophalend. Ivy hoorde haar niet en liep nu iets voor Yori uit. Toen Ivy de deur opendeed, kwam de lucht van bier nog scherper haar neus binnen. Yori liet haar blik rond de herberg gaan. Er stonden verschillende tafels en het was gezellig druk die dag. Meerdere mensen hieven vrolijk hun glas of pul naar Ivy op en riepen daarbij luid ‘Proost!’ Ivy kreeg een rode blos over haar wangen, grinnikte en maakte vrijwel direct weer een opmerking terug, maar bleef wel verder lopen. Er was een grote houten bar waaraan verschillende mensen zaten, zowel dronken als nuchter. Bij de rechterwand was een eiken wenteltrap die naar de bovenste kamers toe leidde. Daar kwam Yori zelden tot nooit. Ivy had hier wel eens tijdelijk als dienstmeid gewerkt en klaagde keer op keer als ze weer kwam over dat de kroezen bier veel te zwaar waren en dat sommigen er echt niet op letten hoe ze hun kamer achterlieten. Ze deed daarbij overkomen alsof het een drama was, maar Yori wist wel beter: Ivy had ontzettend veel lol in wat ze deed en stond ook bekend als de meest gezellige dienstmeid in de wijde omgeving. Hier en daar maakte ze tijdens het serveren van de kip een praatje met deze en gene en zo kregen we thuis ook wat mee van de roddels.
Ivy liep met een vlotte pas in het rond en haar zusje zag haar kort even rondkijken voor ze uiteindelijk vastberaden naar een tafel in de hoek toeliep waar al enkele anderen aanzaten. Vanuit daar kon men praktisch de hele Rauwe Wortel overzien zonder zelf gezien te worden. Onder andere daarom zat Yori het liefste daar. Ze sjokte achter Ivy aan en plofte op één van de, alweer houten, stoelen.
Ivy wierp een blik in de rondte en mompelde iets van ‘ik ga drinken halen, ook wat?’ toen Yori haar mond opendeed om wat te zeggen. Ze klapte haar mond dicht en dacht kort na.
‘Och, doe maar gewoon iets, wil je?’ antwoordde Yori afwezig toen ze de deur weer open hoorde gaan. Het zwartharige meisje draaide haar hoofd en zag de deur open gaan. Een koude windvlaag waaide mee naar binnen, zoals wel vaker gebeurde in de koele herfst in dit gebied. Yori trok haar kleding dichter tegen zich aan en dankte de goden in stilte voor het feit dat ze hier een openhaard neer hadden gezet.
Yori wierp een blik op de bar en zag Ivy lachend erover heen hangen, pratend tegen degene die erachter stond en er niet onaangenaam uitzag. Hij had chocoladebruin haar, een ietwat getinte huid en een bijna perfect symmetrisch gezicht dat goed in verhouding tot elkaar stond.
‘Twee glazen van dat graag,’ en ze wees op een kruik waarvan Yori niet wist wat de inhoud was. De jongen keek kort naar de kruik en richtte zijn gifgroene ogen vrijwel direct daarna weer op Ivy.
‘Voor een kus,’ zei hij met een slinkse grijns rond zijn mond. Yori barstte in lachen uit, maar trok haar gezicht weer in de plooi toen ze de jongen achter de bar naar haar zag kijken en kuchte het lachen weg.
‘Wie is dat?’ vroeg hij, lichtelijk argwanend.
‘Dat? Dat is m’n zusje Yori,’ antwoordde Ivy. De jongen wilde nog meer vragen stellen. toen Ivy hem onder luid gejoel van de rest van de herberg kuste. Toen ze zich weer lostrok, keek ze hem met lichte spot aan.
‘Kom maar op met die twee glazen, Jörjen,’ antwoordde Ivy met een scheve grijns. De jongen die kennelijk Jörjen heette, grijnsde terug en pakte een kruik van de plank die achter hem stond en vulde die met een goedje vanuit een fles waarvan Yori niet goed kon zien wat het was. Ivy pakte de kruik aan met haar ene handen pakte twee kroezen in haar andere hand mee. Ze kon het niet laten haar tong nog even uit te steken voor ze weer naar Yori terug liep.
Ivy zette de kroezen en de kruik met een luide bons op tafel. Heel voorzichtig keek Yori erin.
‘Wat is het?’ vroeg ze toen een zoete lucht uit de kan opsteeg die haar niet bekend voor kwam. Ivy haalde haar schouders op. ‘Drinkbaar.’
Ja, dat had Yori ook nog net wel door gehad. Ze schonk voor beide in en zag dat de vloeistof een bierbruine kleur had. Vervolgens nam ze een slok en proefde vrijwel direct honing en bier.
‘Gezoet bier,’ mompelde Yori terwijl ze de neiging om het mierzoete spul uit te spugen onder drukte. Ze had niets met gezoete rotzooi, in tegenstelling tot Ivy.
‘Zeur niet,’ zei haar zus direct daarop en ze nam zelf een slok. Toen Yori zag dat ook zij moeite had het honingbier binnen te houden, grijnsde ze breed.
‘Niet zeuren, niet Ivy?’ zei ze met een onschuldig gezicht tegen haar zus. Ivy wierp haar een vernietigende blik toe.
‘Inderdaad.’

Yori ging wat verzitten en wierp opnieuw een blik in het rond, de zoveelste keer die middag. De ruiter had ze niet gezien en daarom verwachtte ze dat hij boven op zijn kamer dat. Of dat hoopte ze in stilte, maar dat zei Yori niet hardop.
Ivy had inmiddels genoeg van haar zwijgzame gezelschap en was iets verderop gaan zitten met een groep die er gezellig uitzag. Blijkbaar kende Ivy ze allemaal, want al snel lagen ze stuk om de meest gewone dingen. Terwijl Yori naar haar staarde, zwaaide Ivy vrolijk met een glimlach van oor tot oor naar haar en wendde zich vervolgens weer gillend van het lachen naar een jongen die haar in haar buik prikte.
Yori vouwde haar handen onder haar kin en liet haar oog nu vallen op een ander tafeltje, wat ruzie scheen te hebben om niets: Aan de ene kant zat een onverzorgde vent met een rafelige zwarte baard en aan de andere kant een man die ook een baard had, maar die was honingblond gekleurd. Ze schreeuwden van allerlei beledigingen tegen elkaar en de vrouw die tussen hen in zat probeerde hen, zonder enig succes, te sussen. Yori kreeg al het idee dat er een knokpartij aan zat te komen. Heel voorzichtig stak ze haar hand op naar Ivy, maar ze deed er niets op: Ze zag Yori niet. Met een zucht stak Yori haar hand iets hoger op – Ivy had nog steeds niets door. Ze begon nu driftiger te zwaaien en ‘Ivy!’ te roepen. Na twee keer haar naam gezegd te hebben, keek Ivy haar schaapachtig aan. ‘Wat?’ zei ze zonder geluid te maken. Yori wees voorzichtig iets opzij naar het tafeltje waar ze met z’n drieën aanzaten. Ivy’s mond vormde een ‘o’ en ze kwam van de tafel af. De jongen die haar in haar buik geprikt had wierp Yori een vernietigende blik toe, maar ze zond hem een nog bozere blik toe en hij draaide zijn hoofd weg.
Ivy zwaaide nog even voor ze naar mij toe trippelde.
‘Ik denk dat we hem moeten smeren, tenzij je de kans wilt lopen een dreun te krijgen,’ bromde Yori met een scheve grimas.
Ivy knikte. ‘Nu hebben we die ruiter van je nog steeds niet gezien. Weet je zeker dat de goden je niet in de maling hebben genomen?’
‘Bij Týr, ik ben niet gek, Ivy!’ snauwde Yori terug en ze klom van haar stoel af. Haar zus hief afwerend haar handen op. ‘Zo bedoelde ik het niet en dat weet je zelf ook dondersgoed,’ antwoordde ze. ‘Bj Týr,’ voegde ze er met een grijns aan toe.
Yori wierp haar een woedende blik toe. ‘Hou gewoon je mond, wil je?’
Ivy deed haar mond open, maar klapte die al snel weer dicht omdat ze kennelijk toch niets belangrijks te zeggen had. Goedkeurend knikte Yori haar toe en ze sjouwde de herberg uit, Ivy met haar meesleurend. Net op het moment toen ze de Rauwe Wortel uitliepen, hoorde Yori de eerste kruik al kraken.
‘Bij de Goden, je bent onhandelbaar!’ waarop opnieuw gekraak van gebakken klei klonk. Nog geen seconde later klonk er opnieuw gescheld en vloog er een kruik door de deuropening heen. Op het nippertje had hij hen gemist en Yori snoof een zoete lucht op, waaruit ze concludeerde dat hun kruik nu slachtoffer geworden was. Ergens snapte Yori dat ook wel: De inhoud smaakte toch nergens naar.

Yori trok Ivy met zich mee de blubberige straten over op weg naar huis.
‘We hadden allang thuis moeten zijn, als jij niet zo nodig naar de Rauwe Wortel had gemoeten, waren we er nu al geweest,’ mopperde Ivy. Yori negeerde haar en versnelde haar pas. Ivy had gelijk, maar dat gaf Yori liever niet toe omdat ze het dan over een maand nog hoorde. Ze zou toch zweren dat ze een ruiter had gezien en dat wist Yori zelf ook wel honderd procent zeker, maar zo gauw ze dat Ivy aan d’r neus hing, lachte ze haar lang en breed uit.
Hun ouders waren waarschijnlijk ziedend, maar misschien werden ze tevreden gesteld met een dagje helpen in de smidse die hun vader runde. Yori kon best helpen de ijzers voor de paarden te smeden of de botte zwaarden scherp te slijpen. Dat was op zich wel te overzien en dan zagen ze het te laat thuis komen vast wel door de vingers.
Een ander punt was dat het eten, of voer zoals Yori het standaard noemde, al op was zodra zij thuis aankwamen. Nu kon het geen kwaad om een dagje zonder avondeten door te doen, maar Yori had er een verschrikkelijke hekel aan en sliep barslecht.
Ze sjokten verder en Yori bedacht dat misschien een pas geschoten dier hun vader wel weer tevreden zou stellen. Met het schieten was ze verdomd snel en miste ze zelden. Negen van de tien keer had Yori dat te danken aan het feit dat ze stil was en dat de beesten haar daarom niet aan hoorden komen. Yori schoot altijd pas wanneer ze bijna zeker wist dat ze niet kon missen.
‘Yoor, waar zit je met je gedachten?’ zei Ivy terwijl ze irritant snel met haar hand voor Yori’s ogen langs wapperde. Geïrriteerd sloeg Yori haar hand weg.
‘Nergens,’ antwoordde ze kortaf. Ivy murmelde nog wat, maar stelde geen vragen meer.

Niet veel later kwam ons huis in zicht. De twee paarden die ze thuis hadden, Bröml en Grompie, stonden nog steeds buiten. Yori vroeg zich weer af hoe haar vader er in vredesnaam op was gekomen om één van de dieren tot Bröml om te benoemen. Hij hield stug vol dat één van de jongens die hij van vroeger kende zo heette, maar de eerste ouders die hun kind zo noemden, moesten volgens haar nog geboren worden. En mocht het arme jochie wel bestaan, had Yori bij deze verschrikkelijk veel medelijden met hem.
Bröml het paard was een rank gebouwd dier en volledig betrouwbaar. Al zou Thor zijn donder naast het dier loslaten, bleef hij staan. Naast verschrikkelijk mak was de ruin goed aan de hulpen wat hem het ideale strijdros maakte. Haar vader bleef volhouden dat het ooit nog wel eens nodig kon zijn het paard te gebruiken als hij in het Walhalla terecht wilde komen. Maar dat wilde elke krijger: Walhalla, het thuis van Odin, was een plek waar iedere strijder toekwam wat hem toebehoorde. Natuurlijk werden alleen de meest heldhaftige krijgers meegenomen en de anderen werden naar dan het Folkvangr, waar de godin Freya huisde, gebracht. Yori kon niet ontkennen dat ze maar wat graag een krijger zou zijn, maar als meisje werd dat zelden tot nooit toegelaten. Ze zou zo ontzettend graag mee gaan op één van de schepen of meestrijden op de rug van een ros.
Folkvangr stond erom bekend dat het verschrikkelijk vredig was en dat er keer op keer liefdesliederen werden gezongen, maar net zoals met het gezoete bier: Yori had niets met zoetsappige geneuzel.
Als de krijger echt pech had en oneervol gestorven was, werd Helgard zijn tehuis. Het was de verblijfplaats van de godin Hel, dochter van de god Loki die bekend stond om zijn sluwheid. De plek was gruwelijk en daarom zorgde ieder mens ervoor dat ze met een speer doorboord werden eer ze aan een natuurlijke dood konden sterven.
Zelf had Yori een vlijmscherpe dolk onder haar kussen liggen voor het geval dat. Ze verwachtte niet dat het ooit nog nodig was, maar mocht het een keer van pas komen, had ze het bij de hand
Het andere paard, Grompie, heette eigenlijk anders, maar nadat hij een paar keer venijnig naar iemand gehapt had en onder het zadel een aantal gemene tikken uit had gedeeld, hadden ze hem meteen tot Grompie omgedoopt. Oorspronkelijk had iemand hem ‘Orfos’ genoemd, wat Yori overigens geen verkeerde naam vond voor hem. In tegenstelling tot Bröml, was Grompie wel voor de volle honderd procent hengst. Misschien had hij daar zijn temperament ook wel aan te danken: Hij was sneller dan menig ander dier die Yori had zien lopen en onder de juiste ruiter was het een fantastisch paard. Niemand bij hen thuis kon hem rijden zoals haar vader dat voor elkaar kreeg: Die twee waren simpelweg door de goden gekoppeld.
Grompie had een roetzwarte vacht en een smalle bles die van zijn maantop tot de onderkant van zijn neus heen liep. Aan de bovenkant was de bles iets breder waardoor het leek alsof iemand een ei op zijn kop kapot geslagen had.
Het paard rolde spastisch met zijn gitzwarte ogen en hinnikte waarschuwend toen Yori en Ivy langs de weide richting de deur liepen. Bröml kwam daarentegen langs het hek staan, bedelend om aandacht. Yori grinnikte, gaf hem een aai over zijn kop heen en liep verder. Ivy liep nu voor haar: Die had op dit moment geen tijd voor zinloze dingen en probeerde de tijd die ze te laat zoveel mogelijk te beperken. Dat was een verloren zaak, maar Ivy was koppig genoeg om dat niet te zien.
Uiteindelijke zuchtte Yori en liep ze achter Ivy aan. Toen ze vlakbij de massief houten deur was, hoorde ze het briesen van een paard dat niet de hunne was. Yori draaide haar hoofd wat en zag dat er nog een gezadeld paard stond, aan de boom naast de smidse vastgebonden. Fronsend liet ze haar ogen over het dier heen gaan: Een merrie, fijn gebouwd en sneeuwwit. Herkennen deed ze niet en ze keek nog eens. De merrie hief haar fijne kop op en keek terug met haar heldere blauwe ogen.
‘Ivy, er is iemand,’ zei Yori terwijl ze naar het witte diertje wees. Ivy keek op en knikte.
‘Die had ik al gezien. Is de ruiter bewapend?’ vroeg ze direct daarop. Yori haalde haar schouders op: Geen idee. Yori zette een paar passen naar voren toe en wroette in de zadeltassen. Onder een tas gevuld met voedsel, vond ze de kling van een zwaard. Voorzichtig pakte ze het zwaard eruit. Het wapen was groot, zwaar en had een zwart gevest. In het ijzer stond de naam ‘Odin’ gekerfd, waarschijnlijk omdat dat de oorlogsgod was en dat geluk moest brengen op het strijdveld.
Ivy begon een beetje nerveus te worden nu ze het zwaard zag. ‘Yori, stop weg!’ zei ze ietwat zenuwachtig. Yori woog het zwaard met haar beide handen en kwam weer tot de conclusie dat hij redelijk zwaar was.
Met tegenzin stopte Yori het zwaard terug op de plek waar ze het vandaan had.
‘Laten we maar naar binnen gaan,’ mompelde ze mokkend.

Eenmaal binnen kwam de vertrouwde geur van thuis hen tegemoet. Yori had verwacht dat ze een flinke uitbrander van haar ouders zou krijgen, maar het tegendeel was waar: Aan de tafel zat Benjam tegenover hun ouders. Benjam was één van de meest dappere krijgsmannen die ze kende. Ivy liep direct naar voren en gaf Benjam een begroetende kus op de wang.
‘Wat brengt jou hier?’ vroeg ze terwijl het bloed haar naar de wangen steeg. Yori wist dat Ivy iets in Benjam zag, maar wie was Yori om daar iets van te zeggen?
‘Een waarschuwing,’ zei Benjam met een grimmige trek rond zijn mond. Naast een dappere strijder was het geen verkeerde om te zien en was hij meningmaal als ‘slim’ bestempeld. Yori bewonderde hem ook. maar niet omdat hij er zo geweldig uitzag. Alles aan hem, van het lange litteken dat over zijn wang heen liep tot de vlechten in zijn bruine haar, straalde een bepaalde kracht uit en bewees dat hij een moedige strijder was. Dat zorgde ervoor dat ze respect voor hem had en elke keer eerbiedig haar mond gesloten hield als hij aan het woord was. Alhoewel: Dat werd hoe dan ook van haar verwacht, maar op sommige momenten was Yori dat per ongeluk expres vergeten en begon ze te geestdriftig te vertellen waarom ze het niet met de spreker eens was.
Geschrokken door de mededeling die Benjam had, zei Ivy schor: ‘Waarschuwing? Voor wat?’ Onwillekeurig dacht Yori aan het mes dat onder haar kussen lag. Het zou nog best eens kunnen zijn dat ze dat nodig had.
‘De Gehoornden,’ antwoordde Benjam bitterkoud, ‘de Gehoornden.’ Ik fronste haar wenkbrauwen en dacht na, zich afvragend wie de Gehoornden waren.
‘De wie?’ vroeg Ivy stomverbaasd. Hiermee stuurde ze Yor;s gehele gedachtegang in de war en was ze kwijt wat ze wilde zeggen. Geïrriteerd wierp Yori haar een blik toe, maar zei verder niets. Benjam kuchte een keer voor hij begon met spreken.
‘Ze komen,’ zei hij met een koele ondertoon. Yori zag Ivy huiveren en voelde een rilling over haar ruggengraat heen lopen.
Ze slikte een keer en vroeg daarna, omdat ook Yori nieuwsgierig was: ‘Wie zijn de Gehoornden, Benjam?’
Benjam richtte zijn hemelsblauwe ogen op haar gezicht en keek haar recht aan.
‘De Gehoornden zijn de volgelingen van de God Loki. Maar pas op: Het zijn geen gewone mensen. Ze zijn sluwer dan de vos, sterker dan de leidende wolf, slimmer dan de wijze uil uit het Noorden.’ Benjam sloot peinzend zijn ogen en dacht verder na, terwijl hij een diepe zucht liet varen. Hun vader maakte kort een zenuwachtig gebaar en hun moeder stootte hem met haar elleboog aan. Loki, de God van het Vuur en de bloedbroeder van Odin. Hij die Mjölnir, de hamer van zijn neef Thor, met een list zo sluw dat die alleen van hem kon zijn had teruggehaald. Loki, de vader van de achtbenige hengst Sleipnir, de vrouw die zichzelf Helheim toe eigende en de Midgaardslang Jormungand die in zijn eigen staart beet wanneer hij zijn geschubde lijf rond de wereld legde. De woede van de slang zorgde dat de gehele grond gevaarlijk begon te trillen.
Onwillekeurig spande Yori haar spieren aan: Tot dusver had ze geleerd dat de goden niets zonder reden doen. Wat was dit keer zijn beweegreden?
‘Wat zoeken ze?’ vroeg ze met een scherpere ondertoon dan dat haar bedoeling was geweest. Benjams ogen vlogen open.
‘De Bastaard van Loki.'

Ivy verstijfde, maar Yori keek hem stomverbaasd aan: Waren die dan zo belangrijk?
‘Waarom is deze zo bijzonder? De Goden mengen zich toch wel vaker onder het gewone volk?’ vroeg ze zich hardop af. Benjams blik schoot haar kant op. Haar vader ging met zijn hand door zijn warrige, blonde haar heen en hun moeder keek naar Ivy.
‘Dat is waar,’ beaamde Benjam, over zijn kin wrijvend, ‘maar in dit geval ligt het toch wat anders.’ Yori rolde met haar ogen: Meen je? Benjam die lichtelijk in paniek vertelt dat er een aantal ruiters gezonden door de God van het Vuur en dan zou het niet anders zijn dan een normale bastaard?
Haar vader wierp een waarschuwende blik op haar en legde zijn wijsvinger op zijn mond: Yori moest dus haar mond houden.
‘Er is een voorspelling gedaan door de Sneeuwheks uit het Zuiden,’ zei hij daarna, zijn ogen op haar gericht. Yori knikte naar haar vader en spitste haar oren.
‘Dé Sneeuwheks uit het Zuiden?’ vroeg Ivy ongelovig. Geërgerd wendde Yori zich naar haar toe.
‘Nee, hij bedoelt degene die wij altijd heks noemen in het dorp. Natuurlijk bedoelt hij die, domoor!’ snauwde ze haar vervolgens toe. ‘En nou muil houden, Ivy!’
‘Bij de Goden, Yori, doe normaal tegen je zusje,’ zei haar vader, op zijn beurt geïrriteerd. Yori hield haar mond, maar wierp Ivy een vernietigende blik toe.
‘De Sneeuwheks vanuit het Zuiden heeft voorspelt dat wanneer de bastaard een leeftijd van dertig jaar bereikt had, zij een dochter zou krijgen. De dochter zou het temperament van haar overgrootvader Loki bezitten en met haar vuur het Ragnarok aanwakkeren. Het einde der tijden zal aanbreken, nadat de spanning tussen de Godenfamilies de wereld fataal zou gaan worden. Het Ragnarok komt en sneller dan je denkt. Loki wil zijn bastaard in handen krijgen voordat er van een dochter sprake is.’
Yori knipperde met haar ogen en opende haar mond om wat te zeggen, maar klapte deze toen weer dicht. Benjam rechtte zijn rug in de stoel. ‘De Gehoornde Ridders zijn slechts het begin. De Vuurgod wil koste wat kost de bastaard in handen hebben. Waarom is mij een raadsel, maar hij zal haar krijgen,’ vulde hij hun vader aan.
‘Haar? Is het een meisje?’ flapte ze eruit.
Benjam keek Yori eerst vreemd aan, maar knikte daarna. ‘Zeker, ze is een meisje met koperrode krullen, een grauwbleke huid. Nispe, het meisje met de scherpgeslepen tong en grauwgrijze ogen.’
Gefascineerd zag een beeld voor Yori van een schitterend roodharig meisje.
‘Zij zou één van de weinigen zijn die de hengst Sleipnir kan berijden,’ mompelde haar moeder. Sleipnir? Yori moest op dat moment diep in haar geheugen graven. Het rijdier van Odin met de acht benen.
‘Dat klinkt niet verkeerd,’ begon ze voorzichtig. Het Ragnarok zal aangewakkerd worden door één van de weinigen die de sneeuwwitte, achtbenige hengst kon berijden. Het Ragnarok zou het einde zijn van het heerschappij van de goden betekenen, maar een nieuw beginnen voor de anderen die nu zonder goden verder zouden leven.
Ja, het was ergens wel logisch dat Loki van zo’n mokkel af wilde, vooral omdat Yori zich niet voor kon voorstellen hoe hij zou leven zonder de spreekwoordelijke sokkel waar hij nu opstond. Maar er was één ding wat haar niet lekker zat.
‘Zit er een tijdstip aanvast? Het moment dat de bastaard geboren wordt of de dochter?’ Benjam schudde zijn hoofd en op dat moment brak de deur open.
Paarden snoven grillig, maaiden met hun hoeven en degenen die hen in bedwang probeerden te houden hadden daar duidelijk moeite mee.
Het persoon dat deur opengegooid had, droeg een kap met daarop een bruin hertengewei.
‘Alle vrouwen zullen mee moeten komen, ongeacht hoe oud ze zijn,’ luidde zijn bevel. Hij spuwde op de grond. Haar vader stoof op en ging voor Yori en Ivy staan.
‘Je zult eerst langs mij moeten wil je mijn dochters meenemen of mijn vrouw,’ gromde hij. Benjam schaarde zich naast hem en balde eveneens zijn vuisten. De Gehoornde stootte een holle lach uit.
Yori sprintte in de tussentijd naar boven en griste onder haar kussen na haar mes.
‘Thor, verdrijf deze gruwel en help me met het doden van deze door kwaad bezetenen,’ prevelde ze terwijl ze haar ogen op de deur richtte. Beneden hoorde ze dat er meerdere mensen waren binnengekomen en nog geen seconde later stond de Gehoornde in de deuropening.
‘Zo, en nu wij…’

Hoofdstuk 1: Er was eens… mij

Ik klapte mijn boek dicht en legde het vlak naast me neer. Een kleine klas vol groep-achters keek me nog half afwachtend aan. Onder andere dat was de reden dat ik eens in de zoveel tijd met mijn moeder mee naar het werk ging. Ik was specialist op het gebied van de mythen en had een aantal boeken geschreven die goed waren ontvangen door critici, maar een echte doorbraak had ik tot dusver niet gehad.
Een snotneus vooraan duwde haar bril weer terug op haar neus.
‘Hoe loopt het met Yori af?’ zei een slissend jochie die ergens achterin de klas zat en om de haverklap met zijn vingers in zijn neusgaten zat.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik heb geen idee. Het is één van de mythes van een ongekend talent,’ antwoordde ik daarna terwijl ik mijn groene ogen op het kind wierp. Het ongekende talent dat ‘oma’ heet dacht ik er met een grijns achteraan. Oma Wolffe had mij als klein meisje elke keer verhalen verteld die haar oma haar weer had verteld en zo verder.
Mijn oma was overigens ook echt een oma-oma: Een grijze pluizenbol met rimpeltjes overal waar je keek en, het belangrijkste, dol op het bakken van koekjes en oliebollen in de winter. Haar knijpertjes waren onweerstaanbaar, evenals haar stamppot boerenkool. Ja, ik, Tanya Wolffe. was dol op m’n oma.
Een jongen zette zijn pet rechter op z’n kop en stak daarna aarzelend zijn hand op.
Mijn moeder leunde tegen de deurpost en knikte naar hem, hem zo toestemming gevend te praten.
‘Maar,’ zei de jongen met de pet, ‘als het zo is dat het een verzonnen mythe is, moet het wel zo zijn dat degene verstand van zaken heeft, niet?’ Hij zette een brede grijns op en dacht dat hij kennelijk een bijzonder slimme vraag had gesteld, terwijl ik enkel en alleen mijn wenkbrauw optrok.
‘Dat hoeft niet. Kijk voor de grap eens op internet en je vindt genoeg. De kunst is dan alleen nog om een verhaal te maken dat daar precies tussendoor past en menig schrijver heeft inmiddels bewezen dat het mogelijk is. Zowel amateur als professioneel.’ De jongen deed zijn mond open om wat te zeggen, maar klapte deze direct weer dicht: Mooi, het betwetertje van de klas hield zich stil!
Ik liet mijn blik de klas rond gaan en veegde tegelijkertijd een plukje bronskleurig rood haar voor mijn ogen weg. Al snel ging er nog een hand omhoog, van een meisje dit keer met een ietwat grote bril voor haar fijne gezicht.
‘Maar dit is geen liefdesverhaal,’ zei ze verwijtend. Ik keek haar even vaag aan en knikte.
‘Nee, dit is geen liefdesverhaal. Had je dat graag gewild?’
Het meisje begon driftig met haar hoofd te knikken. ‘Dat had je de vorige keer beloofd!’
‘De volgende keer vertel ik een liefdesverhaal, goed?’ zei ik om haar tevreden te stellen. De jongens in de klas maakten al aanstalten met boegeroep te beginnen toen mijn moeder haar arm ophief en weer naar voren van de klas liep.
‘Maar voor deze week verdient ze wel een applaus, niet klas?’ zei ze terwijl ik me naar de deur toe werkte onder luid geklap van de klas.
Zo, mijn maandelijkse bezoek zat er ook weer op.


Terug naar boven Ga naar beneden
 
[VER] Sleipnir
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
The Next Generation :: All About Potter :: Magic of Art-
Ga naar: