De kou sloeg tegen haar huid aan, dwars door de stof van het gewaad, maar het deerde haar niet. Enkel de pijn die bij iedere bonk te pas kwam die haar hart maakte. Om zo min mogelijk aan haar lot te denken, ijsbeerde ze met haar hoodie omlaag om zo ware haar eigen as heen. Ze had niet het idee dat er iemand naar haar kwam zoeken, überhaupt aan gedacht dat iemand naar buiten zou komen. Vooral met dit weer, de levende wezens in het bos waren toch niet zichtbaar. En ook al was ze niet ver, het boeide haar allemaal op het moment niet meer. Ze probeerde het snikken te vermijden, maar hoe meer ze het probeerde te stoppen, des te meer er op kwam dagen. Langzaam was ze stil gaan staan, had het idee dat de uil zijn weg kwijt was geraakt of dat hij Scarlett niet kon vinden. De regen had haar bruine, lange haar die uit haar hoodie stak nat gemaakt. Zodat die nu als het ware aan haar gewaad kleefde en enkele plukjes aan haar gezicht. Met duistere ogen keek ze de omgeving rond, er klonk niets gevaarlijks op komst qua onbekende gevaren die in het bos leefden, maar toch hield ze haar toverstok op scherp. Veilig en wel in een zak van haar gewaad, kon hem er zo uittrekken als ze hem nodig had.
Op dat moment voelde ze een hand op haar schouder en schrok lichtelijk, al was dat niet zichtbaar omdat enkel haar ogen wijd open waren geschoten. Gelijk had ze in de gaten dat het Scarlett was, die haar had bereikt. ''Je bent er,'' zei ze, met haar gezicht nog half verscholen door de hoodie. Maar daarna keek ze haar aan. De roodharige meid had vast toch al gemerkt dat ze aan het snikken was, of er in ieder geval meteen mee op houd. Een poging tot om te stoppen dan. ''Oh Scarlett, weet je zeker dat er niemand je gevolgd is?'' Fluisterde ze, net boven het getik van de regen uit, in haar oor toen ze ietwat dichter bij was gekomen en ook op iedere schouder een hand had gelegd.